1. Matiging: Eet te veel, eet te veel
2. Stilte: Vermijd lege praat, woorden moeten nuttig zijn voor jezelf of anderen
3. Ordonnans: Alles wat je doet moet in orde zijn, en je moet op dat moment een grondig plan hebben voor alles op dat moment
Ten vierde, vastberadenheid: doe wat gedaan moet worden, doe het goed
5. Zuinigheid: Alleen degenen die voordelig zijn voor anderen of voor zichzelf kunnen geld uitgeven en nooit verspillen
6. Ijver: Koester tijd, doe nuttige dingen en vermijd zinloze handelingen
7. Oprechtheid: bedrieg niet, heb een geweten, wees vriendelijk en spreek waarheidsgetrou.
8. Rechtvaardigheid: Doe geen dingen die niet bevorderlijk zijn voor anderen, en ontwijk je verplichtingen niet
9. Matiging: Vermijd uiterste overdrijvingen, tolereer de schade die anderen veroorzaken, en denk dat het iets is wat je moet dragen
10. Netjes: Houd je lichaam, kleding en woning netjes
11. Kalm: Raak niet in paniek vanwege triviale dingen, gewone dingen en onvermijdelijke dingen
12. Onthouding: Vermijd geslachtsgemeenschap, tenzij rekening houdend met lichamelijke gezondheid of het voortzetten van kinderen, geen overmatige geslachtsgemeenschap hebt, het lichaam niet beschadigt of de rust en reputatie van jezelf of anderen schaadt
13. Nederigheid: Jezus en Socrates nadoen. |