Hoofdstuk I 1. Begrijp het verschil tussen C/S en B/S, ASP.NET is programmaontwikkeling gebaseerd op het B/S-model 2.ASP. Kenmerken en voordelen van .NET (zie leerboek) 3. Hoe maak je een ASP.NET webprogramma in VS2008 (VS2010)? Stappen: Bestand-->New->Project-->windows C#->ASP.NET applicatie 4. Code-scheiding: de voorgrondpagina en de achtergrond C#-logicataal zijn gescheiden,
Hoofdstuk II 1. Scripttaal: server-side, client-side 1.1 Server-side scripttaal Schrijfmethode 1: <scrip om t taal te verwijderen="C#">... C#-code .....</scrip去掉t> Schrijfmethode 2: <% %>
1.2 Clientscripttaal (Javascrip verwijdert t) Schrijven: <scrip remove t type="text/javascrip remove t">... Javascrip verwijdert de T-code....</scrip去掉t>
Verschil: Client-side scripts worden direct naar de clientpagina gestuurd en uitgevoerd in de clientbrowser. Het server-side script wordt gecompileerd en verborgen aan de serverzijde, waarna de resultaatinformatie naar de client wordt gestuurd
2.Page objecten (veelvoorkomende gebeurtenissen en attributen) 2.1 Gebeurtenissen: Page_Load: Automatisch aangeroepen wanneer de pagina wordt geladen 2.2 Attribuut: IsPostBack: Bepaal of het voor het eerst wordt geladen (vals: eerste lading, waar: return access)
3. Overdracht van paginawaarden 3.1 Waarde die binnen de pagina wordt doorgegeven: ViewState["key") bijv: opslagwaarde: ViewState["name"] = "Zhang San"; Waarde: stringnaam = ViewState["name"]. ToString(); 3.2 Passing value tussen pagina's 1. Pagina A springt naar B: Voeg het PostBackUrl="B.aspx"-attribuut toe aan de knop in A 2. Achtergrondcode op pagina B: VorigePagina.ZoekControl("Controle-ID van pagina A");
Hoofdstuk III 1. Veelvoorkomende bedieningselementen: tekstvak, keuzemenu, radioselectie, vinkje, knop... 2. Controleer controles:
Hoofdstuk IV 1. Responsobject 1.1 Redirect(URL); Methode: Pagina-wissel 1.2 Schrijven ("html tag"); Methode: Toon de inhoud van de antwoordpagina 1.3 Einde(); Methode: Stop met reageren op pagina-inhoud 2. Verzoekobject 2.1 Attribuut: QueryString["key"]: Haal de parameters die in de URL worden doorgegeven 2.2 Functie: Overdrachtswaarde tussen pagina's Stappen: 1. Een paginapuntknop: Response.Redirect(B.aspx?Variabelnaam 1=Waarde 1&Variabelnaam 2=Waarde2&... ); 2. Pagina B krijgt waarde: Request.QueryString["Variabelenaam 1"] 3. Serverobject 3.1 Server.HTMLEncode("html tag"); Codeer de html-tag zodat deze in stringvorm is 3.2 Server.UrlEncode("url path"); Codeer de URL-string 3.3 Server.MapPath ("url path"); Geeft het absolute fysieke pad terug naar dat URL-pad
Hoofdstuk 5 1. Applicatieobject: Applicatiesetobject, dat bestaat gedurende het lopende programma (globale variabele) Gebruik van applicatievariabelen: application["variabelenaam"] = waarde; 2. Cookie-objecten: Verschillende klanten hebben verschillende objecten, en de opgeslagen informatie kan op de client worden opgeslagen. Er zijn 2 soorten cookies: 1. Opgeslagen in het geheugen verdwijnt de gebruiker wanneer hij vertrekt; 2。 Het wordt opgeslagen in de vorm van een txt-bestand in de client-cookie-map, en de opslagtijd kan worden aangepast. Hoe gebruik je cookie-objectvariabelen 1. Definieer het cookie-object HttpCookie cookie = nieuwe HttpCookie("key","value"); 2. Voeg een cookie toe aan het Response-object Response.Cookies.Add(cookie); 2.2 (Opgeslagen als txt-bestand onder een speciale map op de client) Cookie.Expires = DateTime.Now.Add ("Tijd om op te slaan"); 3. Lees de inhoud van het cookie-object string strValue = Request.Cookies["key"]. Waarde;
3. Sessieobject: Verschillende klanten hebben verschillende objecten, die bestaan nadat de gebruiker is ingelogd en verdwijnen na het afsluiten. Sessievariabele-gebruiksmethode: Sessie ["variabelnaam"] = waarde; Veelvoorkomende eigenschappen van de sessie: SessionID: Elke gebruiker heeft zijn eigen unieke SessionID Time-out: Stel de time-out tijd van de gebruiker in, eenheid: minuten, de gebruiker zal automatisch afsluiten (sessie wissen) als de gebruiker niet binnen de aangegeven tijd werkt, de standaardtijd is 20 minuten, je kunt dit aanpassen in het aspx-bestand: <% sessie. Time-out=10%> Sessiemethode: Abandon()
ASP.NET知识点.doc
(29 KB, Aantal downloads: 0, Verkoopprijs: 1 Grain MB)
|